Rasstandaard POLSKI OWCZAREK NIZINNY |
OORSPRONG
Polen
GEBRUIK
Gemakkelijk in de omgang, werkt als herdershond en
waakhond.
Overgeplaatst naar het leven in de stad is hij een
zeer goede gezelschapshond.
INDELING
Groep I:
Herdershonden en veedrijvers
Sectie 1: Herdershond
Zonder werkproef.
ALGEMEEN VOORKOMEN
De Poolse herder van de laagvlakte is een middelgrote
hond, gedrongen, sterk,
gespierd met een lange en dichte vacht.
Zijn goed verzorgde vacht geeft hem een aantrekkelijk
en interessant uiterlijk
Belangrijke verhoudingen:
De schouderhoogte verhoudt zich tot de lichaamslengte
als 9 : 10.
De lengte van de schedel en die van de snuit staat tot
elkaar als 1 : 1; de snuit mag evenwel iets korter zijn.
GEDRAG EN KARAKTER
Levendig maar beheerst, is hij waakzaam, oplettend,
intelligent, goed van begrip en begiftigd met een goed geheugen. Hij is bestand
tegen ongunstige weersomstandigheden.
HOOFD
Middelmatig van grootte, in verhouding, niet te grof.
Het uitstaande haar op het voorhoofd, wangen en kin doet het hoofd zwaarder
lijken dan het in werkelijkheid is
SCHEDEL
Middelmatig breed, licht gewelfd. De voorhoofdgroef en
achterhoofd-huidsknobbel zijn voelbaar.
Stop:
Duidelijk aangegeven
Neus:
Zo donker mogelijk met betrekking tot de kleur van de
vacht, neusgaten wijd open.
Snuit:
Krachtig, stomp; de neusrug is recht.
Lippen:
Goed aangesloten, de randen dezelfde kleur als de
neus.
Kaken / tanden:
Sterke kaken, sterke tanden, scharend of tang.
Ogen:
Middelgroot, ovaal, niet uitpuilend, hazelnootkleurig,
met een levendige en doordringende blik.
De randen van de oogleden zijn donker.
Oren:
Hangend, tamelijk hoog aangezet, middelmatig van
grootte, hartvormig, breed aan de basis; de voorste rand ligt tegen de wang;
oplettende oren.
HALS
Middelmatig lang, sterk, gespierd, zonder keelhuid,
eerder horizontaal gedragen.
LICHAAM
Silhouet:
Eerder rechthoekig dan vierkant.
Schoft:
Duidelijk waarneembaar.
Rug:
Vlak, sterk bespierd.
Lendenen:
Breed, stevig
Croupe:
Kort, licht aflopend.
Borst:
Diep, matig breed, de ribben voldoende gewelfd, niet
vlak of rond.
Buik:
Vertoont een elegante welving naar achteren.
STAART
Bij de geboorte kort of halflang; zeer kort
gecoupeerde staart.
Niet gecoupeerde staart vrij lang en overvloedig
voorzien van haren. In rust hangt de staart naar beneden.
Is de hond levendig, dan wordt de staart vrolijk boven
de rug gedragen, maar is nooit sterk gekruld of op de rug rustend.
Staart van gemiddelde lengte die niet is ingekort op
verschillende manieren gedragen.
LEDEMATEN
Voorste ledematen: van voren en in profiel gezien
vertikaal en recht. Evenwichtige stand dankzij een sterk skelet.
Schouders:
breed, matig lang, schuin, goed aangesloten, krachtig
bespierd
VOETEN
Middenvoeten:
iets schuin ten opzichte van de onderarm.
Voorvoeten:
ovaal, tenen goed gesloten en licht gebogen,
voetkussentjes flink hard. Nagels kort en zo donker mogelijk van kleur.
ACHTERSTE LEDEMATEN
van achteren gezien vertikaal, goed gehoekt.
Dijen:
breed, goed bespierd.
Spronggewricht:
duidelijk waarneembaar.
Achtervoeten:
compact, ovaal van vorm.
GANGWERK
Soepel en uitgrijpend. Stap of draf vlak (zonder de
voeten veel op te heffen). De hond gaat vaak in telgang.
HUID
Strak aanliggend, zonder een enkele plooi.
VACHT
Heel het lichaam is bedekt met een droge dichte vacht,
dik en overvloedig; de ondervacht is zacht. Zowel recht als licht golvend haar
is acceptabel. De haren die van het voorhoofd naar beneden vallen bedekken de
ogen op een karakteristieke manier.
De kleur:
Alle kleuren en aftekeningen zijn toegestaan.
GROOTTE
Schofthoogte:
Reuen: 45 – 50 cm.
Teven: 42 – 47 cm.
De hond moet het type van een werkhond behouden en mag
daarom ook niet onder de minimummaat van de standaard komen. Hij mag niet te
teer zijn of te fijn gebouwd.
FOUTEN
Alles wat afwijkt van het voorgaande moet als een fout
beschouwd worden die bestraft zal worden naar mate de ernst van de afwijking.
N.B.
De reuen moeten twee testikels hebben die normaal
ontwikkeld zijn en volledig in het scrotum ingedaald.